‘Ook is het met het koninkrijk van de hemelen als met een koopman die op zoek was naar mooie parels. Toen hij een uitzonderlijk waardevolle parel vond, besloot hij alles te verkopen wat hij had en die te kopen’ (Mattheüs 13:45).
Het beeld
Bij de luxe artikelen van de oosterlingen horen in het bijzonder de edelstenen. De kostbare stenen werden al vroeg op hoge waarde geschat en hoe nauwkeurig men de verschillende stenen wist te onderscheiden, blijkt wel uit Openbaring 21:19 en 20. Van ouds was men gesteld op hun verschillende kleuren en glans. Het was geen uitzondering als rijke vrouwen aan zes of zelfs acht vingers ringen met kostbare stenen droegen. Daarom vermaant Paulus dat de vrouwen in de samenkomst zich ‘waardig, sober en ingetogen kleden. Ze moeten niet opvallen door een opzichtige haardracht, dure kleding, goud of parels.’
Ook in Openbaring 18:12 worden de parels in een opsomming van luxe artikelen genoemd: goud, zilver, edelgesteente en parels, naast het fijne linnen, het purper, de zijde en het scharlaken. Parels waren bij de vrouwen in de oudheid nog meer geliefd dan edelstenen. Ook is bijvoorbeeld bekend dat Julius Caesar voor een parel eens meer dan (omgerekend) € 500.000 gaf. Natuurlijk was zo’n prijs een uitzondering, maar dit bedrag zegt toch iets van de luxe in die tijd. Beroemd waren ook de parels van Cleopatra, waarvan zij er een in azijn oploste en ter ere van Antonius opdronk. Een parel van Karel de Vijfde kostte 80.000 dukaten.
De kenmerken van kostbare parels zijn hun bijzondere grootte, kleur, vorm en vooral de algehele doorschijnendheid. Daarom spreekt men van parels ‘van het zuiverste water’. In de handel wordt de waarde net als bij diamanten, kwadraatsgewijze berekend. Een parel met een gewicht van zes karaat (1 karaat is ongeveer 0,2 gram) is zes keer zes maal de prijs van een parel van één karaat. Deze berekening geldt alleen voor goede soorten, terwijl voor parels van zeldzame grootte, zuivere ronding en grote helderheid, fabelachtige prijzen betaald werden.
De parels werden in hoofdzaak geïmporteerd uit de streken van de Indische Oceaan en de Perzische Golf. De pareloester heeft een schelp met aan de binnenkant een glad oppervlak van een glinsterend wit, nu eens naar het gele, dan naar het blauw trekkende en afwisselende met alle kleuren van de regenboog. Hiervan wordt door afslijping het bekende parelmoer verkregen. De parels zelf zijn niet anders dan een meer dan gewone afscheiding van het vocht waaruit die parelmoeren binnenwand wordt gevormd. De parel is dus een voortbrengsel van de levende natuur. Schone parels vindt de duiker dikwijls bij een rijke vangst, maar hij vindt maar zelden een parel van grote waarde, dus één die bij een buitengewone grootte, bijvoorbeeld als een walnoot, ook de goede ronding en zuiverheid bezit. Zij is voor de handelaar dus een begeerlijke buit.
De parelmarkt
De gelijkenis stelt ons een koopman in parels voor. Deze legde zich bij voorkeur toe op het verzamelen van ‘mooie’ parels. Misschien bezocht hij de parelvisserijen om langs deze weg de eerste handelaar te zijn die de waardevolle parel ontdekte. Op deze manier had hij zich al een groot bezit aan zulke parels verworven. Op een dag trof hij echter een parel aan van bijzondere en uitnemende waarde, die hij nog nooit tijdens zijn koopmanschap was tegengekomen.
Het is een fijn trekje in de voorstelling, dat de koopman deze parel niet zocht, maar bij het zoeken naar goede parels, haar vond. Zulke parels zijn te zeldzaam dat men ernaar zou gaan zoeken. Een opvallende bijzonderheid in deze gelijkenis is ook het feit dat de koopman niet bijzonder blij was met deze ontdekking. Dit in tegenstelling met de ‘mens’ in de vorige gelijkenis, die enorm blij was met de schat die hij in de akker ontdekt had.
Toch wilde de vreugdeloze verzamelaar vanaf het eerste ogenblik dat de kostbare parel hem getoond werd, haar bezitten, maar alleen voor een zeer hoge prijs kon hij haar krijgen. Hij maakte dus zijn hart los van alle parels die hij al bezat en die hij met zoveel moeite bij elkaar had verzameld. Hij verkocht ze allemaal om de hoge prijs voor dat ene kostbare juweel te kunnen betalen en deze in zijn bezit te krijgen.
Verklaringen
Een bekende uitleg van de gelijkenis van de parel komt vrijwel overeen met de uitleg die men aan de gelijkenis van de schat in de akker geeft. Hij luidt: ‘Alle mensen zijn ijverig bezig schone parels te zoeken. De een wil rijk zijn, de andere aanzienlijk en geëerd, de derde geleerd, maar bijna allen komen bedrogen uit. Zij zoeken namaakparels. Jezus Christus is echter de Parel van grote waarde. Wie Hem bezit, heeft genoeg en is voor eeuwig gelukkig. De ware christen is dus de geestelijke koopman die zich met niets minder tevreden stelt dan deel te hebben aan Christus. Men moet bereid zijn vanwege Hem afstand te doen van alle eigendom en alles te verlaten om Hem te volgen…’
Het nieuwe ‘offeren’
Hoewel het waar is dat wij zoekers moeten zijn van het Koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, is het een on-Bijbelse gedachte dat dit Koninkrijk te koop zou zijn en dat zelfs Christus gekocht kan worden in ruil van onze natuurlijke bezittingen. Er staat immers duidelijk dat de koopman alles verkocht wat hij had om de kostbare parel te kopen. Wij kunnen niet betalen door ons in te spannen, ons te onthouden, door het offeren van aardse goederen of deze proberen te ontlopen. Petrus zei tegen Simon de tovenaar, die hem geld aanbood om de gave van God te ontvangen: ‘U zult in het verderf worden gestort, u met uw geld, omdat u denkt te kunnen kopen wat God geschonken heeft’ (Hand.8:20).
Men mag het deel hebben aan het Koninkrijk van God nooit in verband brengen met het geven van geld en goederen of met het aanbieden van menselijke prestaties en opofferingen. Men ontvangt het uit genade door het geloof; gratis. Het is daarom niet te verwonderen dat velen deze verklaring verwerpen en een andere verklaring geven, die een betere Schriftuurlijke grond schijnt te hebben. Men geeft dan de volgende exegese: ‘Nooit heeft een mens zo van alles totaal afstand gedaan als Christus deed, toen Hij op aarde neerdaalde in de gedaante van een zwak, hulpbehoevend mensenkind, dat volwassen geworden, ook zijn leven nog offerde. Zo staat er: ‘maar deed er afstand van’. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft Hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis’ (Fill.2:7,8). Bij deze verklaring is de parel het beeld van de menselijke ziel. De grote parel is dan het symbool van de gemeente die gered wordt uit het slijk van de aarde.
Deze uitlegging heeft het voordeel dat zij uitgaat van de gedachte dat de mens niet door en door verdorven is, maar nog altijd te vergelijken is met een parel, die echter volgens de uitleg in het slijk ligt, dus gesitueerd is in het rijk van de duisternis. Het is ook waar dat Jezus alles verkocht wat Hij had zoals in de vorige gelijkenis al uitgebeeld werd. Verder gaat de uitleg mank.
Als de parels mensenzielen zijn die door Jezus gezocht worden – en dit is waar – dan wordt uit deze parels de gemeente gevormd. Dan kocht Hij deze parels door alles te geven wat Hij had. Maar men komt door deze uitleg tot de gedachte dat Jezus al die mensenzielen prijsgaf om nog een bijzondere parel te kopen, namelijk de gemeente. Deze komt echter niet in de plaats van andere mensen, want Jezus is geen handelaar in ‘zielen van mensen’ (Op.18:13). Bovendien is de gemeente een collectief begrip, een verzameling van mensen. Een grote parel is echter niet opgebouwd uit kleine parels, maar zij is op dezelfde manier als deze ontstaan en gegroeid. Onze Heer kocht niet alleen zijn gemeente, maar Hij was het lam van God dat de zonde van de hele kosmos of wereld wegnam (Joh.1:29). In de Johannesbrieven staat: ‘Hij is het die verzoening brengt voor onze zonden en niet alleen voor die van ons, maar voor de zonden van de hele wereld’ (1 Joh.2:2).
Wie is de zoeker?
De gelijkenis van de parel is geen doublure van die van de schat in de akker. Zij toont ons echter het reddingsplan van God voor de mens vanuit een andere gezichtshoek in de hemelse gewesten. Bij de schat in de akker lag het volle accent op het werk van Jezus Christus die het geheim van het Koninkrijk van de hemelen ontdekte, namelijk de bevrijding en het herstel van de nieuwe schepping in de verlossing van onze zonden op grond van de vrijkoping door zijn bloed (Op.1:5). In de gelijkenis van de parel ligt het volle zwaartepunt bij de tegenstander van God, de satan, aan wiens heerschappij de mensenzielen onttrokken werden. Om dit duidelijk te maken, bepalen wij ons allereerst bij hen die zoekers van mensen (parels) zijn: God zoekt. In de vertaling van Brouwer staat in Jacobus 4:5: ‘Of meent u, dat het Schriftwoord zonder reden zegt: met na-ijverig verlangen zoekt Hij naar de geest die Hij in ons deed wonen?’ De nieuwe vertaling luidt: ‘Of meent u dat het Schriftwoord zonder reden zegt: De geest die Hij in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid?’ (Jac.4:5).
God wil Zich verbinden met de menselijke geest. Hij zoekt in de mens een liefdesgemeenschap en een werkgemeenschap. Zijn bedoeling is dat de menselijke geest voor eeuwig zijn partner zal zijn. Dit plan laat God nooit los, ook niet na de val van de mens. Deze zal eenmaal zitten op de troon van God. Jezus Christus, die al verhoogd werd, is hiervan de garantie. Wij zullen met Hem zitten op de troon, zoals Hij met zijn Vader op diens troon zit (Op.3:21). De Vader zoekt de gemeenschap met de mens, zoals de Heer zei: ‘Maar er komt een tijd – en die tijd is nu gekomen – dat wie de Vader echt aanbidt, Hem aanbidt in geest en in waarheid. De Vader zoekt mensen die hem zo aanbidden, want God is Geest, dus wie Hem aanbidt, moet dat doen in geest en in waarheid’ (Joh.4:23,24).
God is geest en Hij zoekt allen die met hun geest bezig zijn in de hemelse gewesten, daar waar Hij is. Bidden en aanbidden veronderstellen een bezig zijn in de geestelijke of onzienlijke wereld. Jezus zoekt, ‘want de Mensenzoon is gekomen om het verlorene te zoeken en te redden’ (Lucas 19:10). Zij die verloren zijn, bevinden zich onder de overweldiging en heerschappij van de vorst van de duisternis. Jezus ging goed doende rond en genas allen die door de duivel beheerst werden (Hand.10:38). Hij is de goede herder die het verlorene zoekt totdat hij het vindt (Lucas 15:4).
De duivel zoekt ook
Van de duivel wordt meegedeeld dat hij rondzwerft als een brullende leeuw, op zoek wie hij zal verslinden (1 Petr.5:8). Hij wil mensen voor zichzelf hebben. Hij wil met hen verbonden zijn om zijn werken in deze wereld te openbaren. Hij begeert ‘de vrouw van God’. Met hartstocht zoekt hij naar mensen, zoals deze koopman naar schone parels, om ze in zijn bezit te krijgen. Hoe deze handelaar de parels in zijn bezit gekregen had, vermeldt de gelijkenis niet, maar van de duivel staat dat hij het stelen niet schuwt. Hij komt immers ’om te stelen en te slachten en te vernietigen’.
Wij merken op, dat deze mensen niet van hun ontstaan af, zijn eigendom zijn, evenmin als de parels altijd van de koopman waren. De mens is niet vanaf zijn geboorte ‘aan de verdoemenis deelachtig’, maar hij komt wel snel in de sfeer van het rijk van de duisternis. Generaliserend gesproken, is al vanaf zijn jeugd het voortbrengsel van zijn hart boos (Gen.8:21). Hij gaat afwijken, wordt beschadigd en nutteloos (Rom.3:12). Langs deze weg wordt de mens ‘verkocht onder de zonde’ (Rom.7:14). Hij wordt geleidelijk aan door de vijand overmeesterd en bezet gebied. Op deze manier eigent de duivel zich de mensen als de koopman zijn parels, stuk voor stuk toe.
De ruil
Al rondgaande, rovend, stelend en verslindend, ontmoette de duivel de Mensenzoon. Zo’n parel was hij nooit tegengekomen. Deze was volmaakt en onaangetast. De duivel probeerde eerst Jezus in zijn bezit te krijgen op dezelfde manier als hij de andere mensen in zijn macht gekregen had. Ook Jezus kwam onder zijn verzoekingen en druk, maar Hij week niet af en weerstond de duivel. Hij bood weerstand aan de duivel en door de inwonende kracht van Gods Geest moest die van Hem vluchten. Jezus droeg de wapenuitrusting van God, die van Gods Heilige Geest en bleef staan in de boze dag. Hij vervulde zijn taak, hield stand en bleef het eigendom van zijn hemelse Vader.
De duivel is echter een fanatiekeling. Hij wilde, koste wat het koste, Jezus in zijn bezit krijgen zoals de koopman de kostbare parel. Toen zei God: ‘Geef Mij al die parels die jij in je bezit hebt, dan zal Ik je mijn geliefde Zoon als een kostbare parel overleveren’. Om een ander beeld te gebruiken: een mooi gouden tientje kan ingewisseld worden tegen duizend en meer vuile centen. Zo werd Jezus als de kostbare parel ingeruild tegen alle met schuld beladen, geschonden en beschadigde mensen van alle tijden en van alle plaatsen. Hij werd overgeleverd om onze overtredingen (Rom.4:25). Gods Geest verliet Hem en Hij ontving het loon van de zonde, de dood. Deze voerde heerschappij over Hem (Rom.6:9).
De duivel kent echter nooit enige vreugde bij zijn bezigheden, want ware blijdschap hoort bij het Koninkrijk van God. Daarom vermeldt de gelijkenis niet – zoals bij de schat in de akker – dat ‘hij in zijn blijdschap erover naar huis gaat’. Hij gaf als de parelkoopman al zijn bezit aan parels over voor de kostbare parel. Zijn eigen koninkrijk met de demonen over wie hij heerst, hoefde hij niet af te staan, ‘want over engelen ontfermt God zich niet’ (Hebr.2:16). Het bloed van Jezus zijn leven, was het betaalmiddel waardoor de Vader weer eigendomsrecht kreeg over het hele menselijke geslacht.
Voor God gekocht
Op deze manier legde Jezus in een gelijkenis de hemelse transactie tussen God en de duivel uit. Hij schonk ons daarmee inzicht in de dingen van de onzienlijke wereld. De leerlingen begrepen deze gelijkenissen niet, maar zouden ze later verstaan. Zo zag Johannes op Patmos een ander beeld. Hij zag de stad van God, het nieuwe Jeruzalem, dat opgebouwd wordt uit levend en kostbaar gesteente. Hij zag de edelstenen en de poorten van parels, allen beeld van een verloste en bevrijde mensheid!