18. Ondergang van de valse kerk

<<<<<

Openbaring 9:13-21

‘En de zesde engel blies op de bazuin en ik hoorde uit de vier horens van het gouden altaar dat vóór God stond, één stem komen. Die zei tegen de zesde engel die de bazuin had: Maak de vier engelen los die gebonden zijn bij de grote rivier, de Eufraat’ 13,14.

Aan de zesde engel die de bazuin had, wordt door middel van de gemeente de opdracht gegeven om de vier engelen te ontbinden, die bij de grote rivier de Eufraat, gevangen zaten. Uit de vier horens van het altaar hoorde Johannes een stem; deze komt dus uit het midden van de ware gemeente van alle eeuwen. Van de eindtijdgemeente kan in verband met het reukoffer altaar gezegd worden: ‘Want wij zijn voor God een aangename geur van Christus, onder hen die gered worden en onder hen die verloren gaan; voor de laatsten een doodsgeur, die leidt tot de dood, maar voor de eersten een levensgeur, die leidt tot het leven’ (2 Cor. 2:15,16).

Door het Woord van God, dat in de ware gemeente gebracht wordt, wordt het schijnchristendom uit het grote Babylon geoordeeld en hiermee levert zij de onwaarachtige en valse kerk in de naam van Jezus Christus over aan Satan, tot verderf van het vlees, zodat de geest behouden mag worden in de dag van de Heer (1 Cor.5:5). De ware kerk bemoeit zich niet meer met de valse. Jezus zei: ‘Beschouw hem als een heiden en een tollenaar’. De ware gemeente staat ook niet op de bres voor het behoud van de valse kerk. Individueel blijft de mogelijkheid om zich te bekeren en om zich bij de ware gemeente van Jezus te voegen.

Het héle boek openbaring voor de gemeente!

Opnieuw merken wij op dat het boek Openbaring aan de gemeente gegeven is waarin de strijd gaat tussen de ware gemeente en de valse schijnkerk. Niet alleen haar eerste 3 hoofdstukken zoals de tijdperkenknippers leren, maar álle hoofdstukken uit het boek Openbaring. Wij deserteren dus niet via een gefantaseerde, plotselinge opname maar strijden met Jezus Christus als koningen tegen de Satan en zijn demonenlegers tot hun complete vernietiging. In beelden wordt verteld hoe de ware gemeente de volkomenheid bereikt, terwijl de valse kerk onder de aanvallen van de machten van de duisternis, waartegen zij zich niet verweren kan, bezwijkt.

Er is sprake van de Eufraat, een rivier die eenmaal de hof van Eden bevochtigde. Later was het de stroom waaraan Babel lag en waar deze vijand van Gods volk zijn rijkdom en welvaart aan ontleende. Aan de Eufraat (de grootste rivier van het Midden Oosten, met een lengte van 2270 km) zaten de zuchtende ballingen, die van de stad van God en de tempel verdreven waren (Ps.137). De hof van Eden is in het nieuwe verbond de aanduiding van de gemeente van Jezus Christus is (Op.2:7). In de gemeente is de Levensboom, Jezus Christus en bij haar voltooiing vinden wij er ook het ‘levensgeboomte’, de zonen van God.

Vanuit de kerk in de apostolische tijd zou een stroom van genade over de wereld hebben moeten vloeien, tot redding, verlossing en genezing. Maar wij kennen de geschiedenis. De kerk week van haar oorspronkelijke en heilige roeping af en streeft nog steeds naar de grootsheid en macht van deze aarde. Duidelijk en scherp spreekt de Openbaring van de hoer als beeld van de ontrouw geworden kerk. Zoals in het oude verbond de profeten het overspelige en afvallige Israël met deze naam aanspraken, zo wordt hij ook gebruikt om de gedegenereerde kerk van het nieuwe verbond aan te duiden.

De moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde

Aan de waters van de grote rivier de Eufraat ligt het geestelijke Babylon, de grote stad, de moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde (17:5). Deze valse kerk is er en bestaat vandaag. Zij is zéér groot. De wateren waaraan zij leeft, zijn de grootheid van het leven, uiterlijk vertoon, ceremonieën, soepjurken, zwarte grafpakken, petjes, UfO’s, liturgieën, valse wijsheid, organisatie, formulieren en inzettingen van voorouders, ernst, plechtigheid en statie en vooral een massa valse leringen. Het is de kerk die stenen voor brood geeft (6:5,6) en die niet wil wandelen in de voetsporen van de Meester, wiens Naam zij valselijk draagt. In haar worden de gebondenen niet bevrijd, demonen worden niet uitgeworpen, zieken worden niet genezen en de weg naar de volkomenheid is voor haar afgesloten. Van haar leiders zegt de profeet: ‘Het zwakke versterkt u niet, zieke geneest u niet, gewonde verbindt u niet, afgedwaalde haalt u niet terug en verlorene zoekt u niet’ (Ez.34:4).

De invloed van Babylon in veel kerken en kringen is vandaag duidelijk aanwijsbaar. Wij leven als geestelijk deel van het volk Israël, in ballingschap. De grote profeten als Daniël, Ezechiël en veel andere mannen van God leefden ook in Babel. Ook nu moeten wij constateren dat het geestelijk deel van het volk van God nog altijd binnen de muren van Babylon leeft (verg. 18:4). Bij de zesde bazuin komt Babylon onder grote druk en Gods opnieuw geboren volk blijft over en wordt apart gesteld, zoals in de oogsttijd tot de maaiers gezegd wordt: ‘Haal eerst het onkruid bij elkaar en bindt het in bossen om het te verbranden’ (Matth.13). Dan voltrekt zich de grote scheiding tussen de ware gemeente en de valse schijnkerk.

Wat een misleiding is het om te menen, dat wat men kerkgeschiedenis noemt, een voortzetting zou zijn van de Handelingen van de apostelen. De zogenaamde kerkgeschiedenis behandelt de werken en daden die in Babylon gebeurd zijn. Babylon is de grote en bekende stad in deze wereld, met wie de koningen van de aarde gehoereerd hebben: ‘En zij, die op de aarde wonen, zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij’ (17:2). Maar daarom is de kerkgeschiedenis ook het verhaal van het lijden van de ballingen, Gods ware volk dat in haar moest leven. Het ziet uit naar het uur dat de stem klinken zal:

  • ‘Ga uit van haar, mijn volk, zodat u geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen!’

Dan keert het volk terug naar eigen bodem om in de hemelse gewesten te wandelen. De Eufraat, beeld van de valse leringen en stromingen in de afgevallen kerk, vloeit nu nog als een grote rivier en aan haar ligt de metropolis van wereldwijde dominantie.

De vrouw in de Efa

In nachtgezichten toonde de engel eenmaal aan de profeet Zacharia een Efa met een loden deksel. Toen dit opgelicht werd, zag de profeet in deze korenmaat een vrouw, die de goddeloosheid voorstelde. Deze vrouw werd naar het land Sinear of Babylonië gebracht. Daar werd voor haar een huis gebouwd en toen het klaar was, werd zij daar op haar plaats gezet (Zach.5:5-11). Zoals deze vrouw in de efa opgesloten was, zo zijn ook de vier engelen en met hen de doorwerking van de goddeloosheid, nog gebonden en gevangen. ‘Het geheim van de wetteloosheid is al in werking’, maar nog niet in al zijn gruwelijkheid en kracht. De vrouw in de efa probeert zich telkens op te richten, maar ‘toen wierp hij haar in de efa neer en wierp het loden gewicht op de opening ervan’.

Bij de zesde bazuin worden de machten, die latent aanwezig zijn, openbaar. Dan blijkt wie de hoer werkelijk is: zij staat niet met de levende God in verbinding, maar met Satans demonen; zij zit ook op het scharlaken beest met de zeven koppen en tien horens, dat uit de afgrond opkomt.

‘En de vier engelen werden losgemaakt. Zij waren in gereedheid gehouden tegen het uur en de dag en de maand en het jaar dat zij het derde deel van de mensen zouden doden. En het aantal bereden troepen bedroeg tweemaal tienduizend maal tienduizend en ik hoorde hun aantal’ 15,16.

De Eufraat is het beeld van de stroom waar de grote afvallige kerk zich aan laaft. De vier engelen zijn overheden uit het rijk van de duisternis. Het zijn demonen die bezig zijn binnen de grenzen van de hoererende kerk, gedachten te brengen, die niet tot het ware leven met God leiden. Zij brengen geen evangelie van redding, maar zij veroorzaken: ‘Dat sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van Satans demonen volgen’ (1 Tim.4:1).

Bij de vijfde bazuin werden door de macht en kennis van het spiritisme de geesten uit de afgrond ontbonden. Bij de zesde bazuin worden de machten losgemaakt, die alle eeuwen in de kerk aanwezig waren, maar die dan het hele religieuze leven van mensen gaan overheersen. Zoals Apóllyon koning is over de geesten van de afgrond, zo zijn de vier engelen die bij de Eufraat losgelaten worden, divisiegeneraals over een leger van 200 miljoen demonen. Velen in de geschiedenis hebben geprobeerd de kerk te zuiveren. Wanneer dit demonenleger doorgetrokken is, blijkt de scheiding voltooid. Dan treedt duidelijk de wet van het Koninkrijk van de hemelen in werking: ‘Want wie heeft, die zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden’ (Matth.13:12).

Op een door God bestemde tijd barst het geestelijk onheil los. Het uur, de dag, de maand en het jaar zijn door God nauwkeurig bepaald, want in deze catastrofale tijd voor de kerken moet er eerst een volk van God zijn, dat door zijn verzegeling met Gods Geest, de kracht en het inzicht ontvangen heeft om te kunnen blijven staan. De grote afval waarin wij nu leven, grijpt als een niets ontziende vuurbrand om zich heen. Een derde deel van de mensen wordt gedood, dat wil zeggen, verliest ieder contact met God. Ook hier wijst ‘een derde’ op het aanzienlijke aantal slachtoffers van leringen en stelsels die ingaan tegen de zuivere, duidelijke woorden van God. In dit laatste Bijbelboek wordt helder aangetoond wie de ware veroorzakers van het kwaad zijn. Dit vijandelijke leger is groot, daarom staat er: ‘ik hoorde hun aantal’.

Wanneer zullen de ogen van kerkbewoners opengaan, zodat zij zien dat er maar één strijd is, namelijk die tegen Satans demonen in de hemelse gewesten en dat zij kennis moeten bezitten van deze onzienlijke wereld en ook de kracht om in deze worsteling overwinnaar te zijn?

‘En in dit visioen zag ik de paarden en hen die erop zaten aldus: ze hadden vuurrode en rookkleurige en zwavelkleurige borstharnassen. En de hoofden van de paarden waren als leeuwenkoppen en uit hun mond kwam vuur, rook en zwavel. Door deze drie werd het derde deel van de mensen gedood: door het vuur, de rook en de zwavel die uit hun mond kwam. Want hun macht ligt in hun mond en in hun staart, want hun staarten zijn als slangen, met koppen eraan en daarmee brengen zij schade toe’ 17-19.

Het witte paard en Jezus Christus

Johannes ziet in zijn visioen een duivelse cavalerie. Het paard is een beeld van geestelijke kracht. Wanneer in hoofdstuk 6 bij de opening van het eerste zegel sprake is van de ruiter op het witte paard, betekent dit dat het Woord van God gedragen wordt door de kracht van Gods Geest. Zo zien wij ook de legers die in de hemel zijn, gehuld in wit en smetteloos fijn linnen, rijdende op witte paarden (19:14). Zij zijn de zonen van God, die gedragen worden door Gods Geest en die het witte kleed van de gerechtigheid bezitten. Ook wordt er gesproken over de geestelijke wapenuitrusting van de gelovigen, die zij moeten aandoen in de strijd tegen de duivelse legers, bijvoorbeeld het pantser van gerechtigheid.

Het rode, zwarte en vale paard. Het vuur op aarde geworpen 

De ruiters die hier getekend worden, rijden op gedrochtelijke paarden, dat wil zeggen dat ook zij geestelijke kracht ontwikkelen. Deze geestelijke wezens worden door Johannes naar hun aard getekend. Hun harnassen dienen tot bescherming in de strijd. Zij vormen een pantser van ongerechtigheid. De leeuwenkoppen van de paarden wijzen op hun verscheurende kracht. Zij die op deze paarden zitten, stellen de demonen voor, die de kracht en de macht van de duisternis op de kerk richten. Paard en ruiter vormen een eenheid, die samen opereren.

De rossige, blauwe en zwavelkleurige harnassen, die de ruiters dragen, komen overeen met het product dat uit de bek van de paarden komt: vuur en rook en zwavel. De rossige kleur is die van het vuur, de kleur van het demonische en van de komende, brandende vuurpoel. De blauwe rook tekent de fatale gevolgen van de valse leringen, verstikkend, ondoordringbaar en alle leven dodend. De zwavel wijst op de ongerechtigheid, de voedingsbodem van demonen, zoals de gerechtigheid het leven van Gods volk beheerst. Deze plagen komen uit de bek, dat wil zeggen dat zij door leringen van boze geesten veroorzaakt worden. De dood die zij brengen, is dan ook een geestelijke dood. Wat uit de bek van de boze geesten komt, is woord en geest, net als er staat in 2 Thessalonicenzen 2:8, dat de Heer de wetteloze doden zal door de adem van zijn mond. Ook daar wordt op Woord en Geest gewezen, die de tegenstander alle energie ontnemen zullen en hem uiteindelijk zullen doden.

Met grote kracht zullen de miljoenen door valse leringen misleid worden en hierdoor de geestelijke dood sterven. 1 Johannes 4:1 vermaant ons om de geesten te onderzoeken, of deze uit God zijn, ‘want veel valse profeten zijn in de wereld uitgegaan’. Satans demonen dringen dus in de mens en deze wordt een valse profeet, die door hen geïnspireerd wordt. De rook wijst op het verduisterd worden van het verstand (Ef.4:18).

‘Want de macht van de paarden ligt in hun bek en in hun staarten, want hun staarten zijn als slangen, met koppen’.

Door hun woorden verleiden zij de mensen en het eindresultaat is dat dezen geestelijk vergiftigd worden. Zij worden beschadigd, dat wil zeggen dat zij niet in aanraking gebracht worden met de helende en genezende kracht van Jezus Christus, maar naar geest en ziel nog meer toegetakeld worden dan zij al zijn. Hun lichaam zal vanzelfsprekend de gevolgen ervan ondervinden. De slachtoffers zijn door deze occulte demonen zo bezeten, dat zij niet meer willen of kunnen geloven in het verlossende evangelie van Jezus Christus. Maar gelukkig zij die door de kennis van het evangelie van het Koninkrijk van de hemelen en die door de doop met Gods Geest geleerd hebben, goed en kwaad te onderscheiden en de kracht ontvangen hebben het goede te doen en de machten van de duisternis te weerstaan.

‘En de overige mensen, die niet door deze plagen werden gedood, bekeerden zich niét van de werken van hun handen; zij bleven de demonen aanbidden en de gouden, zilveren, koperen, stenen en houten afgoden, die niet kunnen zien, horen of lopen. Ook bekeerden zij zich niet van hun moorden, hun tovenarij, hun ontucht en het plegen van diefstal’ 20,21.

Jezus Christus vermoord

De geschiedenis herhaalt zich. De kerk van het oude verbond verwierp het eeuwig evangelie dat door Jezus Christus werd gebracht. De valse kerk van het nieuwe verbond zal dit in de laatste tijden ook doen. Wanneer de bazuinen geblazen worden en de oordelen over de hele wereld gaan, wordt tegelijkertijd door Gods zonen het ware evangelie verspreid met dezelfde kracht en dezelfde autoriteit als Jezus dit deed. Hij zei immers, dat zijn volgelingen de werken zouden doen, die Hij gedaan had, ja zelfs nog grotere. Zoals het kerkvolk dit evangelie vandaag al verwerpt, zo zal de afvallige kerk dit blijven doen tot het einde: ‘Dit (eeuwig) evangelie van het Koninkrijk zal in de hele wereld gebracht worden tot een getuigenis voor alle volken en dan zal het einde gekomen zijn’ (Matth.24:14).

Bij de zesde bazuin worden én de afvallige kerk én de ware gemeente tot hun uiterste gedreven. De valse kerk zal daarbij in bezit genomen worden door de geesten die haar overspoelen, terwijl de gemeente van Jezus Christus zal triomferen over haar tegenstanders. Duidelijk wordt vermeld dat de oordelen over de afgevallen kerk geen positief resultaat opleveren. De haat tegen de leerlingen van Jezus Christus zal er des te groter door worden. Zoals het dieptepunt van het volk Israël lag in de verwerping en kruisiging van Jezus Christus, zo zullen ook de lijken van de laatste getuigen liggen:

  • ‘Op de straat van de grote stad, die geestelijk genaamd wordt Sodom en Egypte, waar ook hun Heer gekruisigd werd’ (11:8).

Van Israël werd gezegd: ‘Zij verwekten Hem tot na-ijver door vreemde goden, met gruwelen krenkten zij Hem; zij offerden aan de boze geesten, die geen goden zijn, aan goden, die zij niet hebben gekend, nieuwe goden, die kort tevoren opgekomen waren’ (Deut.32:16,17). Zo is ook Babylon aan de Eufraat: ‘De stad met zijn bezweringen en met de talrijke toverijen’. Van hen ‘die de hemel indelen, die de sterren waarnemen, die maand voor maand doen weten wat u over komen zal’ (Jes.47:12,13).

Astrologie in de kerk

Nu al vinden wij in de kerken de leringen van demonen, die tegen elke prijs worden vastgehouden. Nu al zien wij de afgoderij door het aanbidden van de mammon, het zich overgeven aan verlangen naar dingen die niet uit de Vader zijn, het zich neerbuigen voor beelden en voor alles wat groot en belangrijk is in deze wereld. Wij herinneren ons dat bijvoorbeeld het Vaticaan de grootste astrologische bibliotheek van de wereld heeft, terwijl veel kardinalen en pausen sterrenwichelaars waren. Ook de reformator Filippus Melanchton doceerde aan de universiteit van Wittenberg de astrologie en verdedigde haar (de astrologie wil uit de sterren de toekomst voorspellen). Hoeveel christenen lezen ook astrologische rubrieken en horoscopen? Als men er naar vraagt, zeggen ze: ‘ja, maar ik geloof er niet in!’ Men vraagt zich dan af waarom ze die dingen dan lezen.

De aanbidding van doden

Het aanroepen van heiligen in de rooms-katholieke kerk leidt ook tot occulte banden met de doden en het is een vorm van spiritisme.

Aanbidding van de voorgeslachten

Het vasthouden aan de leer van de voorvaders in de protestantse kerken geeft ook een occulte binding. Alles wat buiten de gemeenschap met Jezus Christus en de Bijbel, geloof en aanbidding vraagt, is afgoderij en verbinding met boze geesten. Het gevolg van de gemeenschap met deze boze geesten is ook dat men de wetten van God in de natuurlijke wereld met voeten gaat vertrappen. Zonden worden niet als kwaad tegenover God zonder meer verworpen, maar de dwaalkerk stelt zich er begrijpend en toegeeflijk tegenover.

Haat, nijd, ruzie en tweedracht zijn aan de orde van de dag onder hen die zich christenen noemen en dit alles ook goedpraten onder de bekende ‘Mantel der liefde’. Bovendien heeft een zeer hoog percentage ‘christenen’ gebruik gemaakt van de krachten van hedendaagse tovenaars: waarzeggers, magnetiseurs, hypnotiseurs, telepaten, kruidendokters, Rome en andere paranormaal begaafde personen en zijn daardoor occult gebonden. Dezelfde tolerantie als bij de genoemde zonden, heeft men ook ten opzichte van de huwelijksmoraal.

Tenslotte is er sprake van diefstal, het zich op onwettige wijze verrijken ten kosten van anderen. Ook de leiders van kerken en gemeenschappen ontzien zich zelfs niet om geestelijk geluk aan te bieden in ruil voor geld en goederen. Ondanks de grote oordelen over de afgevallen kerk, zullen haar leden zich niet bekeren.

>>>>>