12. Waarom de babybesprenkeling verworpen moet worden

<<<<<

‘Ga dan op weg, onderwijs al de volken en doop hen in Mijn Naam’ (Matth.28:19).

Het verschil tussen een vals bankbiljet en een echte is het duidelijkst te zien, als men ze naast elkaar legt en detail voor detail vergelijkt. Doet men dit met de kinderdoop door besprenkeling en met de Bijbelse doop op geloof door onderdompeling, dan vallen de verschillen onmiddellijk in het oog. De laatste heeft een diepe betekenis en is geen verzinsel van mensen, maar een gebod van de Heer; dus echt. Jezus zelf zei: ‘Ga dan op weg, onderwijs al de volken en doop hen in Mijn Naam’ (Matth.28:19). Zoals Johannes de Doper was gezonden om te dopen, zo zendt de Heer ook nu zijn leerlingen uit om hen, die het onderwijs aanvaard hebben, te dopen. Deze Bijbelse doop is zo belangrijk en waardevol, dat de satan zich tegen deze Goddelijke instelling het felst verzet. Wanneer u in gehoorzaamheid de weg van God wilt gaan, zult u weerstand ondervinden van kennissen, zich ‘christelijk’ noemende werkgevers en kerkenraad, ouders, kinderen, man of vrouw, kortom van iedereen die de doop door onderdompeling afwijst. U zult moeten kiezen zoals Noach, de prediker van Gods gerechtigheid dit deed en hij stond tegenover een mensheid van 18 miljard mensen!

Lezer, wat is de oorzaak dat u zich nog niet op Bijbelse wijze hebt laten dopen? De babybesprenkeling is geen doop. Daarom: ‘En nu, wat aarzelt u nog? Sta op, laat u dopen!’ (Hand.22:16). Voldoe niet aan wat mensen willen, maar voer de wil van God uit.

‘Verdoopwaterd’

De bekende theoloog, professor dr. Karl Barth, maakte de volgende opmerkingen over de kinderdoop:

  • ‘Na alles wat wij in het Nieuwe Testament over de doophandelingen lezen, te beginnen met de doop van Johannes aan de Jordaan tot aan de verschillende doopsbedieningen in de Handelingen van de apostelen, is het duidelijk dat zowel degene die dopen als de gedoopten weten wat zij doen. Er wordt niet zomaar op los gedoopt. Men laat zich niet dopen zonder er zelf bij betrokken te zijn, maar de doop wordt gevraagd; het evangelie wordt gebracht; er zijn mensen die geloven en die zeggen: ‘Wat verhindert mij om gedoopt te worden?’ En dan worden zij gedoopt. Deze gang van zaken schijnt mij de enig mogelijke, als wij niet willen dat de doop in de loop van de eeuwen verder verwildert. Daarbij komt het er niet op aan of de dopeling een jeugdige of volwassene is. Het gaat erom dat de dopeling gedoopt wil worden, dat hij uit zichzelf zegt: ‘Ik geloof, daarom wil ik bij de gemeente horen.’ Dat de gemeente hem daarop doopt en dat dit gemeenschappelijk handelen plaats vindt op grond van een vrij denken en beslissen.
  • Wij moeten uit de donkere en duistere atmosfeer van de babybesprenkeling raken, waarin men niet eens precies weet, wat er nu eigenlijk gebeurt. De dopeling weet het niet, de peetouders weten het evenmin en de gemeente, die erbij zit en liedjes zingt, weet het ook al niet. In een – ik wil niet zeggen mythische – maar toch half magische stemming wordt er iets gedaan en dan wordt gelezen: ‘Laat de kinderen tot Mij komen’ hoewel dat helemaal niets met de doop te maken heeft.
  • Ook de beroemde passage uit Handelingen 2: ‘U komt de belofte toe en uw kinderen’ heeft er niets mee te maken. Men gaat er echter maar mee door en de kerk wordt daadwerkelijk verwaterd, letterlijk ‘verdoopwaterd’. En dan klaagt men er later over dat het met de volkskerk zo treurig gesteld is, waar de mensen dan nog wel bij horen, maar toch geen belijdenis van hun geloof willen afleggen. Hoe kan men dit van die baby’s ook verwachten, omdat men ze toch immers niets gevraagd heeft, toen men ze in deze vereniging binnenbracht in een wit kleedje? Hier de peettante, daar de peetoom en daarna het lekkere eten en meneer de dominee, die zich zo vriendelijk over het kindje heen boog en wat water druppelde. Allemaal mooi en goed, maar in de grond van de zaak is het – niet alleen bij de katholieken, maar ook bij de lutheranen, gereformeerden en calvinisten – een stuk overgebleven magie, wat wij daar bedrijven. Deze atmosfeer moeten wij kwijt. Daarom houd ik het met hen die de kinderdoop willen opgeven.’

Ook schrijft dr. Karl Barth:

  • ‘Een bevel om kinderen te dopen vindt men nergens in de mond van Jezus of ergens anders in het Nieuwe Testament. Dit begon pas in de tweede en derde eeuw.’

Zijn zoon, dr. Markus Barth, maakt de volgende opmerkingen:

  • ‘Het Nieuwe Testament spreekt niet van een doop van onmondige baby’s en  kinderen. De kinderdoop van de katholieke kerk betekent een afval van het apostolisch christendom. De hedendaagse kerkelijke praktijken zijn met de feiten van het Nieuwe Testament nauwelijks in overeenstemming te brengen. Juist het algemeen verspreide doop-bijgeloof is reden genoeg om voortaan in geloof aan Jezus Christus ootmoedig en nuchter de Bijbelse doop te aanvaarden. Het geloof moet gericht zijn op Christus, niet op het sacrament zelf.’

Babybesprenkeling is een on-Bijbelse handeling:

  • Johannes de Doper doopte geen baby’s. Hij drong aan op bekering voor men zich liet dopen. ‘Zij lieten zich in de rivier, de Jordaan, door hem dopen onder belijdenis van hun zonden’ (Matth.3:6). ‘Bekeer u en laat ieder van u zich dopen’ (Handelingen 2:38). Bij baby’s is geen sprake van bekering en belijdenis van zonden, waarop schuldvergeving volgt. Een zuigeling heeft geen opzettelijke en geen onopzettelijke zonden.
  • De babybesprenkeling berooft een kind van het voorrecht om later door persoonlijke gehoorzaamheid zich de betekenis van zijn eigen doop te realiseren, deze te ondergaan en zich erin te verheugen.
  • Bij de doop wordt alle gerechtigheid vervuld (Matth.3:15). Baby’s missen de gerechtigheid die alleen door gelóóf verworven wordt. De doop is het bad van de nieuwe geboorte (Titus 3:5).
  • Bij zuigelingen is er geen sprake van een nieuwe geboorte, want het natuurlijke is eerst en daarna het geestelijke (1 Cor.15:46).
  • De veronderstelde nieuwe geboorte (leer van de kerken) vermindert voor een kind de noodzakelijkheid voor een latere bekering en een persoonlijk aannemen van Christus, omdat men op valse gronden er van uitgaat dat een kind – vanwege de babybesprenkeling – opnieuw geboren is: ‘Maar als u zich niet bekeert, zult u ook allen omkomen’ (Lukas 13:3).
  • De doop is het beeld van de besnijdenis van het hart. Deze is het werk van Gods Geest en niet van mensen. ‘Een besnijdenis die geen werk van mensenhanden is’ (Col.2:11). Bij een baby is er geen sprake van een scheiding tussen de oude en de nieuwe mens.
  • De doop is een symbool van de begrafenis van de oude mens en de opstanding van de nieuwe. Ook hier is de babybesprenkeling geen zuivere afbeelding. Zij tast de betekenis van de echte doop aan: ‘Omdat u met Hem begraven bent in de doop. In Hem bent u ook mede opgewekt door het geloof’ (Col.2:12). De kinderbesprenkeling mist de betekenis van het onderdompelen van de gelovige in water. Men berooft de baby daardoor ook van het sterkste getuigenis van zijn opstanding: ‘Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, zodat, zoals Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit van de Vader, zo ook wij in nieuwheid van het leven zouden wandelen’ (Rom.6:4).
  • De doop is een gebed van een goed geweten tot God (1 Petr.3:21). Bij een baby is er geen sprake van een weten of van een geweten, dat is samen weten, namelijk van de geest van de mens die drager is van de wet van God en van zijn ziel waarbij de satan de begeerten wil ombuigen. Ook kan de baby geen gebed bedenken of uitspreken. De babybesprenkeling is daarom on-Bijbels, omdat zij niet voldoet aan de door God gestelde voorwaarden.
  • Jezus vroeg allereerst geloof. ‘Wie gelóóft en zich laat dopen, zal behouden worden’ (Mark 16:16). Heeft de geest van een baby al het vermogen om zijn geloof in werking te stellen of om een belofte van God in het geloof vast te grijpen?
  • Aan de doop moet het onderwijs vooraf gaan: ‘Maak al de volken tot mijn leerlingen en doop hen’ (Matth.28:19). Wat voor onderwijs heeft een baby gehad?
  • Jezus doopte nooit kinderen, maar Hij legde hun de handen op en zegende hen. Hij zei: ‘Want voor zulke – ongedoopte kinderen – is het Koninkrijk van God’ (Mark 10:13-16). Uit het feit dat de leerlingen wilden verhinderen dat de kleinen tot Jezus gebracht werden, blijkt dat zij zeker niet gewend waren hen te dopen (Joh.4:2).
  • Ook de apostelen doopten geen baby’s. ‘Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen’ (Hand.2:41).
  • De kinderdoop is nutteloos, omdat er geen zegen voor het kind uit voortvloeit. Baby’s hebben geen woorden en geen werken, op grond waarvan zij veroordeeld kunnen worden.
  • Baby’s horen niet gedoopt te worden, evenmin als zij toegelaten moeten worden tot het avondmaal. Zij missen immers het nodige onderscheidingsvermogen (1 Cor.11:29).
  • De kinderdoop leidt tot een magisch geloof in de sacramenten. Men spreekt in de kerken van onderworpen zijn aan de verdoemenis en tegelijkertijd over sacramentele heiligheid van het kind.
  • De kinderdoop leidt de mens van het echte geloof af en doet hem waarde hechten aan ceremonieën van zuiver menselijke oorsprong. ‘Tevergeefs eren zij Mij, omdat zij leringen leren, die geboden van mensen zijn’ (Mark 7:7). Omdat de babybesprenkeling geen enkele goddelijke volmacht bezit, gebruikt men de Naam van God tevergeefs; dus ijdel.
  • De kinderdoop is de tegenstelling van het uitdrukkelijke bevel van Jezus en het voorbeeld dat Hijzelf gaf. Er staat, dat Jezus Zich door Johannes in de Jordaan liet dopen (Marcus 1:9). ‘Omdat daar veel water was’ (Joh.3:23) en niet op het land met een paar druppeltjes water zoals Rembrandt van Rijn de Ethiopiër schilderde. Bij de babybesprenkeling gebruikt men weinig water en wordt men niet gedoopt. Dopen betekent onderdompelen. Er staat: ‘En terwijl zij onderweg waren, kwamen zij bij een water.’ ‘Beiden daalden af in het water, zowel Filippus als de eunuch’ (Hand.8:36,38).
  • Bij de babybesprenkeling wordt het kind naar een waterbakje toegebracht. Het is volkomen passief. Bovendien gaat noch de doper, noch de dopeling in het water en ook komen zij niet uit het water, zoals er opgemerkt wordt: ‘En toen zij uit het water gekomen waren’ (vers 39).

Gezinsdoop

  • In het hele Nieuwe Testament is nergens sprake van een kinderdoop of babybesprenkeling. De gedoopte gezinnen hadden geen kleine kinderen of ze werden niet meegeteld, wat men uit het verband kan opmaken. Het is niet bekend of Johannes de Doper vrouwen doopte, maar in het nieuwe verbond wordt beschreven dat zowel mannen als vrouwen gedoopt werden (Hand.8:12). Over baby’s wordt echter niet gesproken.

In Handelingen 10:44-48 staat nadrukkelijk vermeld, dat in het huis van Cornelius alleen zij gedoopt werden, die het woord beluisterden en die Gods Geest hadden ontvangen. Dezen spraken allen in andere talen. Merk op dat Cornelius met zijn hele huis godvrezend was (vers 2). Zijn hele huis werd behouden (11:14). Cornelius wachtte de apostel Petrus op, terwijl hij zijn bloedverwanten en beste vrienden bij elkaar geroepen had (vers 24) met de woorden: ‘Wij zijn dan nu allen aanwezig voor het aangezicht van God, om alles te horen wat u door de Heer opgedragen is’ (vers 33).

  • In Handelingen 16:14,15 en 40 wordt over Lydia en haar doop gesproken. Deze Lydische koopvrouw kwam uit Thyatira, honderden kilometers van Filippi verwijderd. Zij sprak over ‘mijn huis’ wat een aanduiding kan zijn, dat zij geen man had. Het ligt ook niet voor de hand dat een jonge vrouw zo ver van haar geboorteplaats al zo’n belangrijke zaak beheerde. Als een verkoopster van purperen gewaden bezat zij ongetwijfeld personeel (haar huis). Dit huishouden wordt in vers 40 aangeduid door ‘de broers’. Deze ontvingen een woord ter bemoediging.
  • In Handelingen 16:32-34 wordt nog over de doop van het gezin van de gevangenbewaarder gesproken. Zulke gevangenisbewaarders werden gerekruteerd uit oude oorlogsveteranen. Allen in zijn huis konden die nacht het woord van God beluisteren. Allen waren oud genoeg om gelovigen genoemd te worden. ‘En hij verheugde zich, dat hij met zijn hele huis tot het geloof in God gekomen was’ (vers 34). Dit sluit zuigelingen uit.
  • In Handelingen 18:8 staat, dat Crispus met heel zijn huis tot geloof kwam. Ieder kind dat oud genoeg is om te geloven, is ook oud genoeg om gedoopt te worden. Niet alleen Crispus en zijn huis, maar ook veel Corinthiërs, die naar Paulus luisterden ‘geloofden en lieten zich dopen.’
  • Het huisgezin van Stefanus, dat door Paulus zelf gedoopt was, had zich geheel in dienst van de heiligen gesteld. Aan de Corinthiërs werd gezegd, zich onder zulke mensen te stellen (1 Cor.1:16; 16:15,16). De tekst van de Bijbelse verhalen weerlegt dus duidelijk alle gissingen, die de voorstanders van de babybesprenkeling bij de zogenaamde ‘gezinsdoop’ maken.

Ook zijn er sommigen die een beroep doen op 1 Corinthe 7:14. Daar staat: ‘Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, maar nu zijn zij heilig.’ Men meent dat hier een argument voor de kinderbesprenkeling te vinden is, maar deze mededeling van de apostel bewijst juist het tegenovergestelde. De apostel maakt een vergelijking tussen de ongelovige en dus ongedoopte man van een gelovige vrouw en de kinderen van dit echtpaar. Zoals de ongelovige man geheiligd is in zijn vrouw, zo zijn ook de onmondige kinderen geheiligd in de moeder. Waren deze kinderen gedoopt, dan waren zij zelf al ingevoegd in de gemeente en liep de vergelijking dus mank. Maar noch de ongelovige man, noch de onmondige kinderen waren gedoopt en beiden kwamen alleen door de gelovige vrouw in aanraking met de redding en verlossing.

De conclusie na al deze Bijbelse aanwijzingen is dat baby’s niet gedoopt moeten worden. Zij worden door hun ouders beschermd en geleid en komen op deze manier in aanraking met het evangelie van Jezus Christus. Zo groeien zij op om later zelf de keus voor Jezus te maken.