2. De maagd Maria – moeder van God?

<<<<<

Er wordt in de rooms-katholieke leer veel beweerd, maar er wordt maar heel weinig bewezen. Wie van jongs af aan zulke onbewezen beweringen heeft gehoord, die is ze op den duur meestal gaan aanvaarden. Nergens zijn er in de rooms-katholieke leer zoveel onbewezen beweringen dan juist in de Marialogie, de leerstellige verhandeling over Maria. De stelselmatige herhaling van al deze beweringen over Maria heeft dit onderwerp dermate in de gevoelssfeer van de mensen gebracht, dat men amper meer nuchter en zakelijk over dit onderwerp kan spreken. Toch is het van zo groot belang, dat we vooral hier nuchter blijven om alle dingen te kunnen toetsen aan de onfeilbare Woorden van God, zodat men niet het slachtoffer gaat worden van een ander Evangelie dan wat de apostelen ons hebben overgeleverd.

De Moeder van God?

Omdat het wereldwijde christendom vandaag nog steeds uitgaat van een verzonnen Drie-eenheid uit de 3e eeuw, is Jezus ook God of minstens 1/3e god. Het is dus een 17 eeuwen oud rooms dogma, dat Maria – de Moeder van Jezus Christus – de Moeder is van God. Elke rooms-katholiek moet dat geloven. Wie dat niet gelooft, wordt getroffen door het ‘Anathema Sit’ (vervloekt zij hij!), van de pausen of andere rooms katholieken. De roomse filosofie is hier weer een dienstwillige dienstmaagd. Door middel van een simpel syllogisme (=sluit-rede) moet het bewijs geleverd worden, dat Maria de Moeder van God zou zijn. Men redeneert aldus:

  • Major: Maria is de Moeder van Jezus Christus.
  • Minor: Jezus Christus is de Zoon van God.

Conclusie: Dus Maria is de moeder van God!

Op het eerste gezicht is er geen speld tussen deze redenering te krijgen. Jezus is volgens het Concilie van Nicéa immers óók God. Maar vanwege de gevolgtrekkingen, die er uit dat ‘goddelijk Moederschap’ getrokken wordt, is het van groot belang, dat we serieus de waarheid van de bewering, dat Maria de Moeder van God zou zijn, onderzoeken. Op de verhevenheid van dat ‘goddelijke Moederschap’ worden namelijk allerlei persoonlijke voorrechten van Maria gebaseerd. Aanvaardt men dat ‘goddelijk Moederschap’, dan kan men ook moeilijk meer al die andere voorrechten verwerpen, die de rooms-katholieken aan Maria toeschrijven.

Als men als ex-priester zoals ik, dit onderzoek naar de waarheid gaat doen ter voorlichting van de medegelovigen, voelt men zich als in een porseleinwinkel. Elk ogenblik kan men brokken maken! Elk ogenblik, door elk woord, kan men op gevoelige tenen trappen, kan men rooms-katholieken die dit te lezen krijgen, kwetsen. Maar ook rooms katholieken hebben een door God ingeschapen geweten mee gekregen. Het is goed dat zij dit geweten eens gaan onderzoeken in plaats van het dichtschroeien samen met Rome.

Bedevaartplaatsen voor Maria in heel Europa

De waarheid naar voren brengen over de plaats en de rol van Maria, is in het bijzonder voor een voormalige roomse priester een uiterst delicate zaak. Ik ben me ervan bewust – en de rooms-katholieken weten dat ook – dat door alle eeuwen heen veel roomse priesters en geleerden zich het hoofd moe gepiekerd hebben om ‘aan de kroon van Maria zoveel mogelijk parels toe te voegen’. Men heeft zich eeuwen lang ingespannen om met veel ‘kinderliefde’ zoveel mogelijk heerlijkheden van ‘Moeder Maria’ te bedenken, op te sommen en te bezingen. Misschien is er wel geen enkel onderwerp in de wereldlitteratuur en in de beeldende kunst, dat zo vaak en zo intens behandeld is dan juist Maria. De afbeeldingen van de ‘Madonna’s’ zijn dan ook ontelbaar.

Een van de beste bewijzen van geestelijke decadentie is in de ogen van veel rooms-katholieken dan ook, als iemand gaat tornen aan de schoonheid en heerlijkheden van Maria. Als een ex-priester dat dan gaat doen, is dat wel het meest schrikaanjagende bewijs voor rooms-katholieken hoever het met iemand kan komen die de roomse kerk verlaat. Nergens raakt men zo in de gevoelssfeer thuis, dan wanneer het over Maria gaat. Maak eens een reis door Brabant, Limburg, België, Spanje, Italië en de sentimentaliteit komt op allerlei hoeken en van allerlei huizen en gebouwen de reiziger tegemoet. Hoe zuidelijker men komt, hoe erger het wordt. Het is heel moeilijk om te midden van zo’n overgevoeligheid een eerlijk onderzoek naar de waarheid naar voren te brengen.

Een axioma

In de Marialogie wordt het axioma aanvaard, dat alles wat God aan Maria kon geven, Hij inderdaad aan haar gegeven heeft, zodat zij een waardige Moeder zou zijn voor Zijn Zoon. God heeft zelf de moeder van zijn Zoon uitverkoren en toebereid met genadegaven. Wie de rijkste fantasie heeft, die kan, uitgaande van dit axioma, de meeste ‘heerlijkheden’ van Maria bedenken. Zo herinner ik mij, dat ik in het klooster eens een conferentie voor de monniken heb gegeven over de ‘heerlijkheden van Maria’, waarin ik de mening van een bekende Italiaanse Marialoog vertaalde, die leerde, dat Maria op het moment van haar conceptie in de schoot van haar moeder al een volmaakt liefdeleven jegens God begon te leiden. Wie de beste fantasie heeft… Op de verhevenheid van dat goddelijk Moederschap worden onder meer de volgende persoonlijke voorrechten van Maria gebaseerd:

  • Haar onbevlekte ontvangenis (vrij van de erfzonde),
  • Haar vrijheid van alle persoonlijke zonden,
  • Haar genadevolheid,
  • Haar maagdelijkheid vóór, tijdens en ná(!) het baren en haar lichamelijke ten hemelopneming.

Wie het kan vatte, vatte het… Het ‘fundament’ van al deze heerlijkheden (het goddelijk Moederschap) is echter verschrikkelijk wankel, als men het maar wil zien!

Iets over de roomse familierelaties van hun ‘god’

Als het waar zou zijn, dat Maria de Moeder van God genoemd mag worden en als men daarbij gelooft in een Drie-eenheid:

  • Dan mag men ook de moeder van Maria de grootmoeder van Jezus en dus ook de grootmoeder van God noemen.
  • Rome noemt Maria de Bruid van de Heilige Geest, omdat de Heilige Geest Maria overschaduwde (Lucas 1:35), maar dan zou de Heilige Geest de schoonzoon zijn van de moeder van Maria.
  • De moeder van Maria zou dan de grootmoeder van God zijn en de schoonmoeder van de Heilige Geest… De Heilige Geest een schoonzoon…?

Toch ontkomt men daar niet aan als men Maria goddelijke familiebetrekkingen gaat toe schrijven. Een en ander is eigenlijk te erg om op te noemen, maar de leer van Rome dwingt ons om haar valse beweringen te ontmaskeren: ‘God heeft geen Moeder!’

Rooms Katholiek: toets uw geloof

Ave Maria

Het best bekende gebed van de rooms katholieken is het ‘Weesgegroet’. Vanuit dat roomse gebed weet iedereen, dat Maria door de rooms-katholieken wordt aangezien als vol van genade. Het is die zogenaamde volheid van genade welke onbeperkte horizonten heeft geopend voor de Maria vereerders. Die volheid leidde tot het axioma van de Marialogen: alles wat God aan Maria heeft kunnen geven, dat heeft Hij haar zeker gegeven, want … Maria is vol van genade. Diezelfde volheid deed denken aan een overvloed van genade, die Maria vast en zeker niet helemaal voor zichzelf nodig heeft, zodat zij allen, die er haar om bidden, ervan kan meedelen. Dit zijn redeneringen die voor ons heel moeilijk te volgen zijn) omdat zij zo innig verweven zijn met heel het roomse denken en de roomse genadeleer. Wie zich echter de moeite neemt om dit fundament van de Marialogie, de zogenaamde genadevolheid, aan zijn Schriftuurlijke hechtheid te onderzoeken, zal zien dat alles, wat op dat axioma gebouwd is als een Fata Morgana verdwijnt, omdat het fundament de toets van de Schrift niet kan doorstaan.

Het is een interessant onderzoek om na te gaan, waar die overtuiging over de volheid van genade bij Maria vandaan komt. Feit is, dat tot ver in de middeleeuwen de Bijbel hoofdzakelijk in het Latijn werd gelezen. Eeuwen lang is dus de Latijnse vertaling van de Bijbel de voornaamste bron voor Bijbelkennis geweest. Men zoekt dan ook tevergeefs naar een rooms-katholieke Bijbelvertaling van de Vulgata, want die is er niet. Behalve de bekende Statenvertaling is er eeuwenlang geen andere Bijbeltekst geweest dan de Latijnse, die Hiëronymus uit het Grieks in het Latijn vertaalde. Deze Latijnse vertaling, de Vulgata genaamd, is nog steeds de tekst, die in de roomse eredienst is voorgeschreven. 

‘Ave, gratia plena, Dominus tecum’ óf: ‘Gairè kecharitamenè’?

Nu heeft Hieronymus de begroeting van Maria door de engel Gabriël uit het Grieks in het Latijn vertaald door: ‘Ave, gratia plena, Dominus tecum’, wat uit het Latijn vertaald betekent: ‘Wees gegroet, gij vol van genade, de Heer is met U’ (Lucas 1:28). In het Grieks, de taal waarin het Evangelie van Lucas oorspronkelijk geschreven werd, staat er echter iets anders, en wel: gairè kecharitamenè, wat uit het Grieks vertaald betekent: wees gegroet, u begenadigde. Het Grieks, de grondtekst, duidt dus helemaal niet op een volheid van genade bij Maria. Toch kunnen we Hieronymus geen Bijbelvervalsing in de schoenen schuiven. Het Griekse woord, dat in het Nederlands vertaald betekent: begenadigde is niet in het Latijn te vertalen. Daar is geen Latijns woord voor, zodat het omschreven moest worden en dat is gebeurd met de woorden: gratia plena, vol van genade.

Toch Schriftvervalsing – De Vulgata

Dat was namelijk geen vertaling uit het Latijn, maar uit de grondtekst. Deze mannen hebben in de grondtekst gezien, dat de vertaling van Hiëronymus in het Latijn niet juist was. Zij wisten dit en toch hebben zij in hun tekst het ‘vol van genade’ gehandhaafd. Tegen beter weten in, want in een voetnoot geeft men toe, dat de grondtekst ‘begenadigde’ luidt. Men kan in het roomse kamp die vertaling van Hieronymus zo moeilijk missen, omdat er zoveel op is voortgeborduurd. Ook al heeft nu de nieuwste roomse Bijbel verklaring de grondtekst tot zijn recht doen komen, de rooms-katholiek blijft intussen toch vroom doorbidden tot Maria, dat zij vol van genade is, want de vertaling van Hiëronymus blijft – alle nieuwe vertalingen ten spijt – de taal van de roomse liturgie.

Tegen beter weten in blijft men Maria vol van genade noemen, want die volheid kan en wil men niet meer missen. Als men gaat tornen aan die uitzonderingspositie van Maria en aan haar begenadiging bij uitstek, dan zakt heel de Marialogie als een kaartenhuis in elkaar. Men is zijn leugenachtige grond onder de voeten kwijt en het dichtgeschroeide geweten wordt verder dichtgeschroeid (eigen ervaring). Maar Gods Geest wil de gelovigen tot de volle waarheid leiden. Voor wie gelooft in de volle waarheid die Jezus Christus bracht, zakt het imposante bouwwerk van de roomse Marialogen in het niet en blijft er geen enkele reden meer over om Maria aan te roepen en tot haar te bidden.

Volheid’

Maria wordt de ‘begenadigde’ genoemd door de engel Gabriël. En dat is zij ook. Een begenadigde hij uitstek, inderdaad. Maar de voetnoot in de Petrus Canisiusvertaling spreekt van een overvloed van genade, die aan anderen niet is geschonken, maar die Maria door haar medewerking nog kon vermeerderen. Andersdenkenden zullen niet gemakkelijk de inhoud hiervan verstaan, omdat zij niet thuis zijn in de roomse denkwereld over een ‘genadeschat’ die men kan vermeerderen en verminderen, waarvan men iets over kan hebben voor anderen, waar men nog wat bij kan verdienen, enzovoorts. Maar één ding is zeker: in het Nieuwe Testament is géén sprake van een genadevolheid van Maria. Zelfs al zou er wel sprake van zijn (maar laat men niet vergeten, dat dit niét het geval is) dan nog is er geen reden om uit zo’n ‘genadevolheid’ zoveel gevolgtrekkingen te halen als de roomse Maria-aanbidders doen. Men vergeet daar, dat er wél van de diaken Stefanus geschreven staat, dat hij ‘vol van genade en kracht’ was (Hand.6:8). Waarom put men uit die volheid van genade niet even zoveel dingen als men doet ter ere van Maria?

Stefanus

  • een man vól van Geest en wijsheid (Hand.6:3),
  • een man vól van geloof (Hand.6:5),
  • een man vól van genade en kracht (Hand.6:8)
  • en nogmaals vól van de Heilige Geest (Hand.6:55).

Wie een rijke fantasie heeft kan onuitputtelijk voorrechten en privilegies tevoorschijn halen uit die volheid. Als men dit met Stefanus niet doet, laat men het dan ook niet doen met Maria, zodat de eer van Jezus Christus niet aangetast wordt!

De volheid van Jezus

Ja de eer van Jezus Christus is niet gediend met Schriftvervalsing, zelfs niet ten bate van Zijn eigen Moeder. Van Hem staat er dan ook letterlijk geschreven, dat Hij vol is van genade en waarheid (Joh.1:14). Over Hem, de Zoon van God schrijft Paulus dan ook aan Titus (hst.2):

  • ‘Want de genade van God is verschenen, redding brengend voor alle mensen’. En aan de Efeziërs schrijft hij in het eerste hoofdstuk: ‘dat de Vader ons begenadigd heeft in de Beminde’ (Jezus Christus en niet Maria).

Uit die volheid van Jezus Christus hebben wij allen ontvangen, zo luidt het getuigenis van de Schrift (Joh.1:16). Wij hebben ook weer de volheid verkregen in Hem (Col.2:10), want in Hem woont al de volheid van de God (en niet God Zelf, Col 2:9). Het evangelie is een boodschap van een volheid. Die volheid is in Jezus Christus. Die volheid is bestemd voor iedereen, die in Hem gelooft.

  • Er is volle verlossing door Jezus’ Bloed.
  • Er is volle vrede voor iemand, die gereinigd is door Jezus’ Bloed.
  • Er is volle blijdschap voor iedereen die in het Evangelie gelooft.
  • Er is volheid van genade en volheid van kracht en volheid van Geest en volheid van wijsheid voor iedereen, die dit alles gelovig van Jezus verwacht.

Nergens geeft de Schrift hierbij een plaats aan Maria. Nergens wordt er ooit verwezen naar een zogenaamde ‘volheid van Maria..’, maar heel het getuigenis van de Schrift is één en al heen wijzen naar die volheid, welke in Christus Jezus is verschenen en waar men in Christus Jezus deel aan kan krijgen. Aan die Jezus in Zijn volheid, dan ook alleen alle eer en glorie, nu en in alle eeuwigheden!

Maria is altijd maagd gebleven….

De kerk van Rome leert:

  • Maria was maagd vóór de baring;
  • Maria was maagd tijdens de baring;
  • Maria was maagd ná de baring.

Wie het kan vatten, die vatte het. Kortom: “Maria is altijd maagd gebleven”, al had Jezus ook latere broers en zusters van Maria en Jozef. Ook dit is weer geen opvatting onder de rooms-katholieken, die men vrij is wel of niet te aanvaarden, maar het is een leerstuk, dat geloofd moét worden.

Verdoemd zijn zij die dit niet aanvaarden!

Het Concilie van Lateranen heeft iedereen verdoemd verklaard, die dit leerstuk niet aanvaardt (Denz. 256). Toch mist ook deze leer weer elke serieuze Schriftuurlijke basis. Erger nog: deze leer gaat in tegen het uitdrukkelijke getuigenis van de Bijbel. Het gaat hier om de waarheid. Als we de waarheid over het moederschap van Maria gaan onderzoeken aan de hand van het getuigenis van de Bijbel, kan deze opsomming van argumenten voor rooms-katholieken de naargeestige schijn hebben, alsof wij met een zeker welbehagen de kroon van de maagdelijkheid proberen te ontnemen aan Maria. Dat is dan toch een heel verkeerde indruk. Ook de Bijbelse gelovige prijst Maria gelukkig om haar maagdelijke ontvangenis van Jezus. Dat gelooft namelijk ook de orthodoxe protestant, omdat de Woorden van God het getuigen. Maar waar de Bijbel niets zegt over een maagdelijkheid tijdens en na het baren, maar wel het tegendeel, daar moet de Bijbelgetrouwe christen een halt toeroepen aan de hysterische Mariaverering van de rooms-katholieken.

Eniggeborene

In het Nieuwe Testament komt verschillende malen het woord ‘Eniggeborene’ voor. Allereerst wordt het Mens geworden Woord Jezus Christus, (uit Gods Logos), tot vijfmaal toe genoemd als de eniggeboren Zoon van de Vader (Joh.1:14,18; 3:16,18; 1 Joh.4:9). Jezus Christus is de Enige, die de Vader heeft verwekt (Psalm 2:7). Het is daarom ook belangrijk om op te merken, dat Jezus de Eniggeborene van de Vader genoemd wordt. Het betreft hier de verhouding: Vader – Zoon (voor verdere uitleg zie: Jezus Christus en de Pre-existentieleer). Toch is er nog meer sprake van ‘Eniggeborene’ in de Schrift. De weduwe van Naïn droeg haar eniggeboren zoon naar het graf (Lucas 7:12). Het was het eniggeboren dochtertje van Jaïrus, dat uit de dood werd opgewekt. De bezetene was de enige zoon van zijn vader. Ook Izaäk wordt de enige zoon van Abraham genoemd in Hebr.11:17. In al deze gevallen is het niet mis te verstaan wat er door dat Griekse woord momogénès (in het Latijn unigenitus) bedoeld wordt. Voor een ‘Eniggeborene’ kenden de evangelisten een uitdrukking, die ze gebruikten ook daar waar het van pas kwam.

Eerstgeborene

Des te opvallender is het dan ook, dat in bepaalde gevallen ook het woord ‘Eerstgeborene’ door de geïnspireerde schrijvers van de Bijbel gebruikt wordt. Dat Griekse woord prototokos (in het Latijn primogenitus) duidt dan aan, dat er geen andere zoon aan vooraf gegaan is, zodat die jongen viel onder de voorschriften van Exodus 3:2 m.b.t. de toewijding van de eerstgeborenen. Soms wordt er ten onrechte uit dit woord geconcludeerd, dat er dus ook later nog meer kinderen gevolgd zijn. Dat volgt er niet noodzakelijk uit. Maar… juist omdat er ook de term ‘Eniggeborene’ is, is het onbegrijpelijk dat een uitdrukking gebruikt wordt die misverstand kon verwekken. Als de evangelist Lucas zelf geloofd zou hebben in de blijvende maagdelijkheid van Maria, zou hij heel beslist vermeden hebben om een uitdrukking te gebruiken, die zijn lezers gemakkelijk konden misverstaan. Maar Lucas spreekt wél over ‘Eerstgeborene’ als hij in het 2e hoofdstuk van zijn Evangelie m.b.t. Maria schrijft: en zij baarde haar eerstgeboren zoon… Met geen enkel woord zinspeelt dezelfde evangelist echter op een blijvende maagdelijkheid van Maria. 

Als de evangelist Mattheüs over het huwelijk van Jozef en Maria schrijft, voegt hij daar aan toe:‘…en hij had geen gemeenschap met haar, voordat (of: totdat) zij een zoon gebaard had’. Heel die bijzin ‘totdat zij een zoon gebaard had’ was totaal overbodig geweest, als Mattheüs geloofd had in een blijvende maagdelijkheid van Maria. Dan was het voldoende geweest om te schrijven: ‘en hij had geen gemeenschap met haar’. Maar die bijzin staat er wel, zodat de sensus obvius, het meest-voor-de-hand-liggende is, dat na de geboorte van Christus Jozef en Maria wel gewoon als man en vrouw geleefd hebben.

Wit dat zwart genoemd moet worden: ‘Maria-semper-virgo…/altijd maagd gebleven…’

‘Maria-semper-virgo’, Maria is altijd maagd gebleven, is een fanatiek, rooms dogma geworden. Door deze en andere dogmatische uitspraken is de roomse Bijbeluitleg door de kerk van Rome gebonden. De Schrift mag niet bedoelen, dat Jozef en Maria nog andere kinderen hadden. Ook al zegt de Schrift uitdrukkelijk, dat Jezus nog broers en zusters had, dan moet daar een dergelijke verklaring voor gezocht worden, dat die broers geen broers meer en dat die zusters geen zusters meer zijn.

De tirannie van Rome en hun verwoestingen van het Nieuwe Testament

De rooms-katholiek kan niet meer onbevangen de teksten van het Nieuwe Testament lezen. Een onvooringenomen luisteren naar de Woorden van God is voor de rooms-katholiek onmogelijk, omdat zijn kerk hem verplicht bij het lezen van de Bijbel op het door haar bepaalde standpunt te gaan staan. Omdat de kerk van Rome de maagdelijkheid van Maria tot een dogma heeft verklaard, een verplicht geloofspunt, daarom mag het begrip ‘broer van Jezus’, zoals dat herhaaldelijk in de Bijbel voorkomt, niet in letterlijke zin verstaan worden. We hebben hier wel een heel duidelijk voorbeeld hoe de gehoorzaamheid aan de valse schijnkerk van Rome dwingt tot onjuiste uitleg van het Woord van God!

Broers en zusters van Jezus

De Schrift spreekt op veel plaatsen van de broers en zusters van Jezus:

  • Mattheüs 12:46-50 en 13:55,56;
  • Marcus 3:31-35;
  • Lucas 8:19-21;
  • Johannes 2:12 en 7:3-10;
  • Handelingen 1:14;
  • 1 Corinthiërs 9:5;
  • Galaten 1:19.

Omdat de blijvende maagdelijkheid een ‘onaantastbaar’ geloofspunt is in de roomse kerk, zijn de roomse Bijbeluitleggers verplicht om dit duidelijke getuigenis van de Bijbel het zwijgen op te leggen en komen ze af met de bewering, dat hier neven en nichten van Jezus bedoeld worden of halfbroers of halfzusters uit een ‘eerste’ huwelijk van Jozef. Men beroept zich dan op het Hebreeuws en het Aramees, waarin geen woord bestond voor neef en nicht. Daar staat echter tegenover, dat er in het Nieuwe Testament herhaaldelijk sprake is van broer in de eigenlijke zin van het woord, terwijl er nooit nadrukkelijk bij vermeld wordt, dat zij dezelfde vader en moeder hadden:

  • Mattheüs 4:21; 10:2; 20:20;
  • Marcus 1:19 en 29; 3:17; 10:35;
  • Lucas 9:54.

Het ligt dan ook het meest voor de hand om de woorden ‘broer’ en ‘zuster’ in het Grieks te verstaan in de letterlijke zin van het woord. Ook is er in het Grieks wèl een apart woord voor ‘neef’ en Paulus gebruikt dat woord ook in Colossenzen 4:10. Toch heeft Paulus het over de ‘broer van de Heer’ in Galaten 1:19. Paulus heeft Jacobus namelijk persoonlijk te Jeruzalem ontmoet en twintig jaar daarna schrijft Paulus over deze persoonlijke ontmoeting aan Gemeenten ver weg (Galatië en Corinthe). Hij heeft het dan over een broer van Jezus. Als Paulus geweten had, dat het hier in werkelijkheid een neef betrof van Jezus, dan had hij heel zeker een verklaring bij dit woord gevoegd of het Griekse woord ‘anepsios’ zou dan gebruikt zijn, net als in Colossenzen 4:10. Op geen enkele wijze geeft Paulus echter aan deze verre gemeente te kennen, dat hij hier met ‘adelfos’ neef bedoeld zou hebben. Integendeel: het feit, dat hij Jacobus, de werkelijke broer van Jezus, die zo’n bijzondere plaats in de eerste gemeente had, ontmoet had, terwijl hij toch niet aan die ontmoeting zijn apostelschap te danken had, is voor Paulus een bewijs van zijn rechtstreekse roeping door de Heer. Psalm 69 is volgens Johannes 2:17 een Messiaanse psalm. In het negende vers zegt de Messias in deze psalm: ‘Om U werd ik voor mijn broers een vreemde, een onbekende voor mijn moeders kinderen.’

‘En zij baarde’

De Schrift getuigt dat Maria haar eerstgeboren Zoon baarde (Lucas 2:7; Matth. 1:25). De kerk van Rome heeft echter gedogmatiseerd, dat Maria Christus gebaard heeft, terwijl zij maagd bleef! Haar ontvangen was een wonder en haar baren was een tweede wonder. De kerk van Rome leert, zonder enig fundament daarvoor in het geschreven Woord van God, dat Maria, Christus op een wonderbare wijze ter wereld heeft gebracht. Christus zou uit de schoot van Maria tevoorschijn zijn gekomen zonder haar fysieke maagdelijkheid te schenden. Thomas van Aquino redeneert als volgt:

  • ‘Christus kwam om de ongeschondenheid van de menselijke natuur te herstellen. Het was niet passend, dat Hij de fysieke maagdelijkheid van Zijn moeder schond. Christus is het, die ons bevolen heeft vader en moeder te eren en daarom was het passend dat Hij de eer aan Zijn moeder verschuldigd niet verminderde door bij zijn geboorte haar maagdelijkheid te vernietigen ….’

Dergelijke geleerde nonsens uit de pen van de grootste roomse geleerde toont wel heel duidelijk aan hoe heel het roomse denken en gevoel beheerst wordt door dit afschuwelijke roomse dogma. Uit die verheerlijking van de maagdelijkheid, wat samenhangt met het ascetisch denken in de oude schijnkerk, spreekt heel duidelijk een minachting voor het geslachtelijke samenleven en dat wat de eer van een vrouw uitmaakt, wordt door deze ziekelijke zucht tot Mariaverering gemaakt tot een ontluistering en schending van de vrouw, waarvoor Maria gelukkig gespaard zou zijn gebleven.

De vrije keuze van ruim 1,378 miljard katholieken

Ook dit onderwerp mag ons weer beter duidelijk maken hoe het duivelse roomse leerstelsel wereldwijd haar heerschappij uitstrekt over het denken en redeneren van miljoenen volgelingen en slaven. Met deze overwegingen moeten de rooms-katholieken benaderd worden vanuit het besef, dat hun denken en hun oordeel vergiftigd is geworden door valse, roomse dogma’s. Tenzij zij de bovengenoemde, Bijbelse inzichten bewust afwijzen en zich bij hun roomse leugens lekkerder voelen – zonder de Bijbel te raadplegen en zelf ernstig onderzoek te doen naar de waarheid (Hebr.11:6). Hun ingeschapen geweten zal dan van doorslag zijn, wanneer uiteindelijk de laatste de boeken worden geopend (Op.20:12).

>>>>>